In een toekomst lang, lang na nu, maar op een aardsatelliet niet onbereikbaar ver weg, heeft sciencefictionschrijver Isaac Asimov een ontmoeting geënsceneerd tussen een aantal mensen en een robot.
De robot, R. Daneel Olivaw, geeft aan dat zijn brein alle exacte herinneringen van de afgelopen vele duizenden jaren nog steeds bevat. Het is echter wel noodzakelijk gebleken dat brein een aantal keer te vervangen. Hij geeft aan dat zijn huidige brein weliswaar een onvergelijkelijk grotere capaciteit heeft dan de vorigen, maar dat het inmiddels zo groot en zo complex is geworden dat het onbestuurbaar is: zijn brein is seniel aan het worden door de te grote complexiteit. En dat, terwijl hij voor belangrijke beslissingen staat die over de mensheid moeten worden genomen. Zijn enige optie om het nog vol te houden, is door zijn brein te verenigen met dat van een mens. Dat heeft als bijkomend voordeel dat voor de te nemen beslissingen, die de hele mensheid aangaan, een mens verantwoordelijk is.
U bent misschien niet zo geïnteresseerd in sciencefiction als ik, maar dit verhaal komt in míjn brein op als ik kennis neem van overregulering in zorg, onderwijs en kinderopvang.
Complexiteit van regels
Ik ben recent weer geconfronteerd met de complexiteit van regels die worden uitgestort over deze drie sectoren. Wat daarbij opvalt is dat, net zoals bij robot R. Daneel, de toename van de regels leidt tot instabiliteit en – in zekere zin – seniliteit. De regels gaan zichzelf tegenspreken, lijden aan een gebrek aan naleefbaarheid en een gebrek aan zin.
Tekortkomingen bij kinderdagopvang
Ik noem een voorbeeld: de gemeentelijke overheid controleert een kinderdagopvang op naleving van de regels. Er wordt een aantal "tekortkomingen" vastgelegd in een rapportage. Die rapportage moet verplicht worden gepubliceerd op de eigen website van het kinderdagverblijf. U begrijpt wat een paniek dat onder ouders kan veroorzaken als de rapportage vermeldt dat er een drietal "tekortkomingen" in de naleving van de regels is geconstateerd ten aanzien van het kinderdagverblijf waarin hun kinderen worden opgevangen. Wij herinneren ons de zaak-Robert M. Die zaak was trouwens precies de reden om de regels aan te scherpen.
Zoomen wij dieper op het dossier in, dan blijkt het te gaan om wat formaliteiten rondom voor het gebouw afgegeven vergunningen en een discussie over de vraag of de bewoners van de woningen bóven het kinderdagverblijf – maar die daar géén toegang toe hebben - ook een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) moeten hebben. De wetgeving lijkt te suggereren van wel. Ik stel mijzelf daarbij de vraag hoe zinvol het eigenlijk is om van bewoners bóven een kinderdagverblijf een VOG te eisen.
Nader bezien is het eigenlijk niet duidelijk of dat echt moet, maar de ambtenaren houden de poot stijf op dit punt. Maar de bottomline: er is geen sprake van misbruik, er is geen enkele inhoudelijke tekortkoming, maar het betreft slechts wat formaliteiten. Per saldo stellen de geconstateerde "tekortkomingen" dus weinig voor, maar ik vrees de ambtenaar die slechts op regels handhaaft.
De clou
Waar ik heen wil met die stukje, is dat ik best begrijp dat op basis van bijvoorbeeld de zaak Robert M. goed wordt gekeken naar de manier waarop een kinderdagverblijf wordt gerund. Ik sta daar van harte achter!
Maar het moet wel wèrkbaar blijven. Ik merk dat bijvoorbeeld in de kinderopvang, maar ook in het onderwijs, in de zorg, in de productie van levensmiddelen en waar niet al, het regelfetisjisme het lijkt te gaan winnen van de inhoud. Treft men dan ambtenaren van de landelijke overheid, dan is er al helemáál geen mogelijkheid om te bekijken wat we aan het doen zijn bij het eisen van naleving van de regels tot de laatste komma en punt.
Ik ben bang dat het moment dichtbij is gekomen waarop de regelgeving zo complex is geworden dat deze feitelijk niet meer na te leven is. De regelgeving neigt op veel gebieden naar tegenstrijdigheid en seniliteit – en dient niet altijd meer het belang waarvoor ze zijn opgeschreven: zorgvuldigheid, veiligheid, controleerbaarheid. De zaak kan op papier in orde zijn, maar bevordert daarbij wel een harteloze en zakelijke manier van zorg verlenen. Bovendien hebben we het niet over veiligheid, maar over schijnveiligheid: Een afgegeven VOG, bijvoorbeeld, bewijst alleen maar dat diegene niet is veroordeeld voor een zedenmisdrijf. De betreffende persoon kan er morgen één begaan. Bovendien: Robert M. werkte in een kinderdagverblijf, maar woonde er niet boven.
Vandaar mijn oproep aan de overheid, zowel de gemeentelijke als de rijksoverheid, om niet op elk incident, hoe gruwelijk ook als dat van Robert M., nieuwe regelgeving te maken die uiteindelijk niet zoveel oplost, maar slechts schijnzekerheden biedt.
Wij zijn met het naleven van al deze regels namelijk terechtgekomen in een wereld van schijnveiligheid waarmee een heel leger van ambtenaren, controleurs, deskundigen en rechtsbijstandverleners elkaar aan het werk houdt. De regels leiden daarentegen ook af van waar het werkelijk om gaat: goed onderwijs, verstandige zorg en liefdevolle kinderopvang.
De robot waarmee ik dit stukje begon had de mogelijkheid om een mens aan het roer te laten. Ik stel voor om ook wat betreft de regelgeving de ruimte te geven aan de capaciteiten van de mens. Laat een verstandige controle-ambtenaar beoordelen of de verschillen tussen regelgeving en de feitelijke manier van uitoefening van het betreffende beroep of bedrijf ècht reden zijn om handhavende maatregelen te nemen. Want als we de regels en de robots aan de macht laten, ben ik niet gerust op de afloop.
Gepubliceerd op 19 december 2019.